Het is een kwestie die al heel wat eeuwen de relatie tussen Nederland en haar voormalig zuidelijke kolonie België op de proef stelt: de rivier de Schelde. De toegang tot de haven van Antwerpen is al sinds 1585 een gevoelig punt. Destijds sloten de Hollanders de Schelde hermetisch af en lieten de bloeiende haven van Antwerpen doodleuk doodbloeden. Tot op de dag van vandaag zijn de Belgen ervan overtuigd dat Antwerpen anders een wereldstad als Londen en Parijs was geworden. Kut-Ollanders. Pas tweehonderd jaar later verbeterde de situatie een klein beetje. De Schelde ging weer open, maar de republiek der Zeven Verenigde Nederlanden behield het recht om tol te heffen voor alle schepen die richting Antwerpen voeren. Daar zijn wij Hollanders goed in, geld verdienen over de ruggen van anderen. Vraag maar aan de inwoners van Slochteren of een willekeurig Afrikaans land dat ten prooi viel aan de slavenhandelaren van de republiek. Eigenbelang eerst. Precies honderdvijftig jaar geleden, in 1863 dus, werd de tol voor eeuwig afgekocht voor omgerekend tweehonderd miljoen euro. Antwerpen viert deze bevrijding van het Hollandse juk nog steeds uitgebreid en met de nodige anti-Hollandse sentimenten. Dat Hollanders in hun ogen nog steeds niet te vertrouwen zijn blijkt wel uit de tien jaar durende discussie over het uitdiepen van de Schelde en de ruzie rond de Hedwigepolder. Nee, de strijd om de Schelde is nog lang niet beslist. Ook nu nog halen Nederlandse regenten alles uit de kast om de haven van Antwerpen klein te houden ten faveure van het eigen Rotterdam. Arm Antwerpen. Alle vooroordelen over Hollanders kloppen. Waakzaamheid blijft geboden. Totdat Nederland Vlaanderen weer inlijft natuurlijk. Dan is het hele probleem opgelost.