De gemeente Amsterdam is van plan om kinderen van 2,5 jaar en ouder met een forse taalachterstand naar de basisschool te sturen. In de hoop deze achterstand alvast een beetje in te lopen voordat het echte leven begint. Onbegonnen werk. Zeker in onze hoofdstad. Amsterdammers spreken allemaal gebrekkig Nederlands, dus al het geld dat hiermee gemoeid gaat kan de gemeente beter in de nieuwe metro steken. Komt die ook eens af. Ondertussen voert de gemeente alweer een achterhoedegevecht. Fins onderzoek wijst namelijk uit dat pasgeboren baby’s in staat zijn woordjes te herkennen, die zij vanaf week 29 in de buik van hun moeder hebben gehoord. Ja dat leest u goed, taalles begint tegenwoordig al in de baarmoeder. Toegegeven, het gaat om simpele niet-bestaande woordjes als tatata en tatota. Maar toch, het is een begin. Het wordt pas ernstig als deze baby’s over twintig jaar nog steeds dezelfde woordenschat hebben. Hoogleraar Paula Fikkert van de Radboud Universiteit vindt de resultaten fascinerend, maar wil er nog geen harde conclusies aan verbinden. Vervolgonderzoek is nodig.
Of de kinderen van een kletskous een wezenlijk betere taalontwikkeling hebben dan die van een zwijgzame moeder valt dus nog te bezien. Overigens kennen wij geen enkele vrouw die het ook maar lukt om langer dan vijf seconden stil te zijn. Dus ook dit prachtige onderzoek kan meteen de papierversnipperaar in. Wij denken dat jonge kinderen het beste met rust gelaten kunnen worden. Gewoon lekker hun gang laten gaan, zonder al te veel druk van buitenaf. Dus ook niet van de overheid. Daar worden burgers alleen maar lui van. Het aanleren van een taal is in de eerste plaats een taak van de ouders. Als de overheid al iets wil dan moet het niet de kinderen maar juist hun ouders eens stevig aanpakken en hen op hun verantwoordelijkheid wijzen. Zoals de schrijver Cees Buddingh al zei: er zijn meer slechte ouders dan slechte kinderen.