Zo woon je in een feeëriek origineel dijkhuisje in Oosterleek met een fantastisch uitzicht op het Markermeer en zo woon je nog geen zes jaar en 55 duizend (!) vrachtwagens later in een verzakte bouwval met scheuren in de fundering en met zijmuren die alleen nog maar overeind staan omdat de gemeente zo vriendelijk is geweest om grote stutten te plaatsen. Het overkwam Betty Kesteloo. Slachtoffer van de dijkverzwaring van de eeuwenoude Zuiderdijk, die vanwege de stijgende zeespiegel moest worden opgehoogd en verzwaard tot een bouwwerk waar Organisation Todt trots op zou zijn geweest. In opdracht van het hoogheemraadschap gingen diverse aannemers voortvarend met deze megaklus aan de slag. Dat ze niet echt verstand hadden van dijken en water was geen bezwaar. Er was voldoende geld, dus bouwen maar. Aannemers bouwen nu eenmaal graag en veel. Zeker in een tijd dat de bouwwereld door de crisis helemaal tot stilstand is gekomen.
Het is dan ook niet zo gek dat bewoner en gepensioneerd waterbouwingenieur Dick de Waal het hele project als één groot werkgelegenheidsproject voor aannemers ziet. Volgens hem was deze dijkwaanzin dan ook helemaal niet eens nodig. De dijk heeft namelijk geen enkele functie in het beschermen van het achterland tegen een één keer in de honderdduizend jaar voorkomende watersnoodspringvloedramp. In het onwaarschijnlijke geval dat de Afsluitdijk én de Markermeerdijk tegelijkertijd doorbreken staan grote delen van West-Friesland alsnog onder water. Weggegooid geld dus, volgens De Waal. Met dank aan Al Gore en zijn film An Inconvenient Truth, die de Nederlandse overheid deed geloven dat de zeespiegel wel vier meter zou stijgen in de komende tweehonderd jaar. Wij weten inmiddels wel beter. Angst doet rare dingen met een mens. Wij zijn dan wel een land van dijkenbouwers, maar soms overdrijven wij het ook wel een klein beetje. Nou ja, noem honderd miljoen euro maar een klein beetje. En dat voor een monsterlijk gedrocht van klei, steen en asfalt. Onze eigen Atlantikwall aan het Markermeer.