Hij is de onderkoelde en op en top Britse presentator van het veel bekeken en hooggewaardeerde autoprogramma Top Gear en mag in de coolste auto’s ter wereld rijden of ze met een katapult van een berg afschieten. Gewoon voor de lol. Zijn naam? Jeremy Clarkson. Niet moeders mooiste, maar wel grappig, een uitstekend chauffeur en megarijk als gevolg van het daverende succes van de wekelijkse televisieserie, het maandblad en de bakken vol verkochte merchandise. Clarkson heeft een uitgesproken mening als het over auto’s en asfalt gaat en steekt die niet onder stoelen of banken. Hij kan een merk maken en breken. Letterlijk. Dankzij hem werd het kleinste en misschien wel lelijkste vervoermiddel ooit zelfs weer in productie genomen, de Peel P50.
Het succes is Clarkson dermate naar het hoofd gestegen dat hij zich kandidaat wil stellen voor het Lagerhuis. Clarkson gaat het in het district Sheffield opnemen tegen de Liberaal-Democraat Nick Clegg. Die heeft zich bij de vele studenten in deze industriestad niet echt populair gemaakt door onlangs voor hogere studiegelden te stemmen. Dat kan hem nu dus duur komen te staan. De politiek incorrecte Clarkson zal zijn bekendheid zeker gaan benutten om de felbegeerde zetel te veroveren. Dat David Cameron een goede kennis van hem is, is natuurlijk mooi meegenomen in het Britse stelsel van vriendjespolitiek. Clarkson beweegt zich aan de rechterzijde van het politieke spectrum en in zijn ogen was Margaret Thatcher een verderfelijke socialist. De vraag is natuurlijk of het politieke leven ook echt iets voor Clarkson is. Of dat het hele idee niet meer is dan een speeltje van een verveelde miljonair, die ook wel eens wat anders wil dan over auto’s praten. We zullen het zien. Hadden wij, God verhoede het, in Sheffield gewoond, dan hadden wij zeker op deze charmante turboman vol jongensachtige bravoure gestemd. Wij maken graag foute keuzes. Clarkson for president. Nou ja, premier dan.