Waar wij in Nederland overwegend saaie burgmeesters hebben, die ons ook nog eens door obscure partijbenoemingen door de strot worden geduwd, is dat in het buitenland wel even anders. In het Canadese Toronto bijvoorbeeld. Waar mayor Rob Ford sinds 2010 de scepter zwaait. Hij is niet echt kleurloos te noemen. En dat is een understatement. Ford is een ultrarechtse blaaskaak die zijn anti-immigratie-standpunten en zijn homofobe en racistische opmerkingen niet onder stoelen of banken steekt. Ook voor een obsceen handgebaar vanuit zijn auto bent u bij hem aan het goede adres. Erg chique ook voor een man in zijn positie. En deze man is ook nog eens democratisch gekozen door de goede burgers van Toronto.
Onlangs kwam mayor Rob in opspraak vanwege een video waarop te zien is hoe hij genoeglijk een crackpijpje nuttigt. Na dit een half jaar in alle toonaarden te hebben ontkend gaf hij uiteindelijk dan toch schoorvoetend toe dat het waar was. Hij kon ook niet anders, want de plaatselijke politie kreeg de video in handen gespeeld. Maar opstappen ho maar. Afgelopen week dook er een nieuwe video op waarin een schuimbekkende Ford tekeer gaat tegen een niet nader genoemde persoon. Of zoals hij het zelf zegt: Cause Iām going to kill that fucking guy, Iām telling you itās first degree murder. He dies or I die brother. Na de bekentenis dat hij toch wel heel erg dronken was die dag, ging mayor Rob doodleuk weer aan het werk, want business as usual at City Hall. Wat een man. Elke stad krijgt de burgemeester die het verdient. Het rare is dat hij nog steeds onverminderd populair is bij de hardwerkende, bierdrinkende sportliefhebbers en de autorijdende conservatieven uit de voorsteden. Hij is in hun ogen het slachtoffer van de elite. Hij stapt dus echt niet uit zichzelf op. Wij zien vooral veel overeenkomsten met de legendarische Amerikaanse televisie-icoon uit de jaren zeventig Ā Archie Bunker: I’m not racist! I’ll be the first to say it, it’s not their fault they’re colored! Archie is niet dood, hij is gereĆÆncarneerd in de persoon van Rob Ford.