Doelgroepkinderen. Ze bestaan. Echt waar. Sterker nog, uit rapporten van de Onderwijsinspectie die ik afgelopen week doornam over de staat van het Beverwijkse onderwijs begrijp ik dat dit een geaccepteerde term is die zonder schaamte op kinderen vanaf 0 jaar wordt toegepast. Binnen onderwijsland dan. Het stempel doelgroepkind wordt je als kind gratis en voor niets opgeplakt door het consultatiebureau – als grote overheidsverklikker – tenminste als één van je ouders is geboren in een niet Westers land of één van je ouders maximaal twee jaar LBO-onderwijs heeft gevolgd.
Van doelgroepkinderen wordt bij voorbaat al verwacht dat ze taalachterstand hebben. Dat verklaart veel. Niet gehinderd door enige psychologische kennis zou ik stellen dat als een kind dat vanaf geboorte het stempel doelgroepkind opgeplakt krijgt het er ook naar gaat gedragen. Tenminste, dat zou ik doen als ik er één was. Oh. Wacht. Goed, we kunnen er een mooi verhaal van maken of er om lachen, maar eerlijk is eerlijk, ik ben geschokt.
Hoezo zou een kind waarvan één van de ouders geboren is in een niet Westers land een taalachterstand oplopen? Is de Westerse wereld verheven boven alle andere delen van de wereld? Is de aanname dat als je uit een niet Westers land komt jijzelf of je ouders achterlijke trekjes vertonen? Dat moet bijna wel. Natuurlijk is de kans groter dat in een gezin waar geen Nederlands wordt gesproken een kind start met een taalachterstand. Dat is echter totaal iets anders dan het enkele feit dat één van je ouders in een niet Westers land is geboren. En daar gaat het dus mis. Is het wel eens bij iemand opgekomen dat je ook met mensen kunt praten? Een vraag aan – alle – ouders of er thuis Nederlands wordt gepraat, is minder schokkend dan te wijzen op basis van de geboorteplaats van je vader of moeder.
Doelgroepkinderen leveren daarentegen voor Vroeg- en Voorscholen, naast een hoop – vooraf aangenomen – ellende, ook een zak met geld op. Aha, follow the money. Met een beetje gezond verstand kun je denk ik wel stellen dat het aantal kinderen dat niet opgroeit in een Nederlands sprekend huishouden een stuk kleiner is dan het aantal kinderen dat een niet Westerse ouder heeft. Katsjing! Het is dus helemaal niet zo interessant om je in onderwijsland te bekommeren om wat het doet met kinderen als zij op zeer jonge leeftijd op basis van niks als potentieel zwak worden weggezet; en erger, zo worden behandeld. De door de overheid over de schutting gesmeten zak met geld compenseert die fijngevoeligheid wel weer.
Vanaf het moment dat je het eerste levenslicht ziet mag je je als doelgroepkind dus verheugen op de niet-aflatende bemoeizucht van de overheid omdat je kansen op mislukking in het leven enorm hoog zijn met je niet Westerse achtergrond. Dat een fier door het consultatiebureau geplaatst misluktstempel je mogelijk leidt naar een leven waarin je ook daadwerkelijk faalt, komt ondertussen bij niemand op zo lijkt het. Dit potentieel minderwaardig mislukte schepsel gaat nu even heel hard huilen in een hoekje over zoveel domheid van de onderwijsoverheid.
Ik herken dit. Moest ooit op de basisschool van dochterlief een heel formulier invullen over afkomst en hoogst genoten opleiding. Blijkt dat n.a.v. mijn vraag waarom ze dit graag wilde weten de school subsidie krijgt op basis van afkomst of slechte opleiding. Zo’n onzin, want wie controleert er wat de directrice invoert in haar computer?
Dit soort gegevens wordt niet verstrekt door het consultatiebureau. Scholen krijgen dit soort informatie doordat ouders, zoals Marianne schrijft, een formulier invullen. Niemand krijgt daarmee een etiket op geplakt. Een kind van bijvoorbeeld twee allochtone, niet-Nederlands sprekende, ouders is 1,9 Fte oftwel formatie teleenheid. Kinderen van niet gescheiden hoog opgeleidde Nederlands sprekende ouders zijn 1 Fte, en daar zit dan nog van alles tussen.
Het totale aantal Fte’s ten opzichte van het aantal leerlingen bepaalt hoeveel budget en leerkrachten een school krijgt van de overheid.
Dit systeem is nooit bedoelt geweest om kinderen en etiket op te plakken, integendeel, het systeem is bedoelt geweest om scholen met meer kinderen waarvan je zou kunnen verwachten dat zij meer begeleiding bij het leren nodig hebben (zoals een kind uit een geheel of gedeeltelijk niet Nederlands sprekend gezin) deze begeleiding te kunnen geven. Niet individueel, maar in de vorm van meer leerkrachten en leermiddelen.
De boosheid van de schrijver van dit artikel lijkt vooral ingegeven door een gebrek aan kennis over dit systeem dat overigens al tientallen jaren bestaat.