Noorwegen is het meest welvarende en ontwikkelde land ter wereld. Het troeft Nederland op alle fronten af. De reden? Aardgas. Waar Nederland de opbrengsten van het in 1959 ontdekte gasveld in Slochteren jaarlijks verbraste, hebben de Noren het gewoon op de bank gezet. Als appeltje voor de dorst. Voor later. Het spaarpotje is inmiddels uitgegroeid tot een fortuin van zeshonderd miljard dollar. Ja dat leest u goed, een zes met elf nullen. Hiermee overtreft het menig olieproducerend land in het Midden-Oosten. Daar hebben die Noren goed over nagedacht. Zij worden hiervoor jaarlijks beloond met een begrotingsoverschot van meer dan tien procent. Terwijl de rest van Europa kampt met begrotingstekorten. Dankzij de crisis en hun goedgevulde portemonnee hebben de Noren inmiddels al heel veel moois vergaard tegen afbraakprijzen. De Noren bezitten ongeveer één procent van alle beursgenoteerde bedrijven in de wereld. Daar worden wij even heel stil van.
Als wij indertijd hetzelfde hadden gedaan met onze aardgasbaten als de Noren dan waren wij nu spekkoper geweest met driehonderdzestig miljard euro in the pocket. Het mocht niet zo zijn. Kabinet na kabinet verkwanselde het geld en het enige dat ons nu nog rest is een dalende bodem inclusief aardbevingen. Niet iets om trots op te zijn. Dankzij het aardgas zijn hele generaties werklozen het werken verleerd en decennialang door onze verzorgingsstaat in de watten gelegd. Dankzij het aardgas zijn kansloze projecten als de Betuwelijn en de Hogesnelheidslijn ondanks de slechte prognoses toch uitgevoerd. Dankzij het aardgas mochten de bouwkosten van de Oosterscheldedam oplopen tot vijf miljard euro, waar er een miljard was begroot. Wij zijn dom geweest. Wij zijn verslaafd geraakt aan het onzichtbare en reukloze goedje. Na ruim vijftig jaar misbruik moeten wij afkicken. Cold turkey. Daar zijn wij dood en doodziek van.