Het is ook altijd wat met die agrariërs. Eerst spuiten ze ons voedsel en grondwater vol gif om de opbrengst van het land en daarmee hun eigen inkomsten te verhogen. Nu leggen ze illegale drainages aan om juist zoveel mogelijk grond- en regenwater te verzamelen voor het besproeien van hun gewassen. Inderdaad, om hun inkomsten te verhogen. Alweer. Dat dit ten koste gaat van een uniek natuurgebied dondert de boeren niks. Geld is geld en daarmee basta.
Het internationaal beschermde gebied Leggelderveld dreigt door het clandestien verlagen van het waterpeil volledig te verdorren. Waardoor bijzondere planten en dieren verdwijnen. En uiteindelijk ook het natuurgebied zelf. Terwijl beheerder Natuurmonumenten er juist alles aan doet om de waterstanden in dit natte heidegebied te verhogen. Ook rond andere Drentse natuurgebieden zoals Holtingerveld, Mantingerveld en Dwingelderveld doen zich dergelijke problemen voor.
De provincie Drenthe staat erbij en kijkt ernaar. En doet vooralsnog niks. Dat is raar. Want de provincie is namelijk verantwoordelijk voor de vergunningverlening voor het aanleggen van een drainage én voor het tegengaan van de verdroging in de zogenaamde Natura 2000-gebieden, waar het Leggelderveld ook deel van uitmaakt. Een kwestie van tegengestelde belangen of dubbele petten zo u wilt.
Maar goed, illegaal is illegaal, dus wat is het probleem nu eigenlijk. Gewoon een kwestie van handhaven. De betreffende boer, een leliekweker, de drainage op eigen kosten laten verwijderen en een vette boete in het vooruitzicht stellen. Zo simpel kan het zijn. Maar dit is Nederland, dus het zou zo maar kunnen dat de lelieboer uit naam van de economische vooruitgang en de werkgelegenheid rustig zijn gang mag blijven gaan en het Leggerderveld binnen tien jaar tot een kale woestijn is gereduceerd. Ook mooi hoor, woestijn. Maar dat toch niet de bedoeling zijn. Natuurbeheer anno 2014. Je blijft lachen. Als een boer met kiespijn.
Ik heb heel veel gewandeld daar, het dwingeloose veld
Het schuine pad langs Bartje naar de grote schaal
dan door het bos, de hei weer op, de herder die me ooit
vertelde dat ze express een schaap geboren laten worden met de kerst omdat de mensen dat zo leuk vinden. Ik nam een keer mijn nichtjes mee die logeerden in de buurt, naar het binnenleiden van de schapen, ze vonden het achteraf het leukste van hun hele vakantie. Ach zo’n paar van die schapen denk je dan. De herder zei, we bewaren steeds de mooiste, de lelijken sturen we weg. De herder met zijn leuke schapenhond. Soms zag ik hem liggen in het gras, soms sprak ik hem even aan als hij op een strootje kauwde. Ik probeerde mijn tochtjes liefst een beetje wild te houden want ik ben gek op verdwalen maar verdwalen is niet echt gemakkelijk op het dwingelooseveld. Haar gouden helmen in de zon, mijn god, ik hield onweerstaanbaar van die hei. Uren kon je lopen zonder dat je iemand tegenkwam, gewoon op maandag of op dinsdag. In de regen was hei ook mooi en met zwarte lucht. Ik ken mijn hei in alle toonaarde. Ik benaderde hei eerst altijd vanuit het noorden, vanuit Lhee, het vreemde dorp met boederijen zonder grond, ik zag het eerst niet, moest erop gewezen worden. Dan zette ik mijn godinnetje dichtbij de schaal, vaak wel weer zo ontdaan dat het wandelen erbij inschoot. En toen die keer in die bospub, belachelijk woord voor het heerlijk zootje ongeregeld. Ik ging er binnen, een donker hol met vreemde attributen, ski’s aan het plafond, overal verzamelingen. Er zat niemand op die eerste werkdag van de week, alleen een man aan een tafeltje achter een computerscherm. Ik stapte binnen en de man kwam op mij af. Hij zoende mij en totaal verrast zoende ik terug. Of was het andersom geweest? Ik ging dicht bij het open vuur zitten, hij maakte warme chocola voor mij en kwam schuin tegenover me zitten, porde in het vuur, gooide er nog een houtblok op. Het was een vreemde situatie, de man was helemaal niet zoenerig meer en ik al helemaal niet maar het werd wel een bijzonder aangenaam en verwarrend gesprek, over de schalen, over Astron en over Lofar, de ogen van de aarde. Buiten gekomen moest ik onbedaarlijk lachen om deze judaskus, ik giechelde de hele weg naar mijn auto. Ik kwam er later nog eens terug, het was op mijn verjaardag, we komen binnen en de kusser herkent me maar reageert niet. Hij vraagt aan zijn zoon,nu, of hij mij misschien kent. Ik zie het uit mijn ooghoeken, de zoon kijkt me aan en schudt naar zijn vader met zijn hoofd, de man ging weg belastingpapieren invullen. Zijn vrouw stond in de pannenkoekenkeuken. De man is niet meer, althans hij heeft de tent verkocht aan een jong stel. Ik ben er nooit meer geweest. Voortaan benaderde ik mij hei vanuit het zuiden.
De eerste keer dat ik in Ruinen kwam verdwaalde ik, ik dacht dat achter de molen de toegang tot mijn hei zou zijn maar ik liep vast. Ik baalde als een stekker wist zeker dat ik warm zat, dat ik er van deze kant ook komen kon. Ik vroeg de weg aan een vriendelijk man, hij leidde me naar de Benderweg. Ik zette mijn godinnetje op de p bij het bezoekerscentrum en wandelde voorbij de schaapskooi het pad op, ik herkende alles, alle symbolen waren daar op die late namiddag op mijn hei. Het was gedaan met de rust, liefst ging ik er elke dag heen. Ik wandelde rechtsom en linksom en dan weer andersom, geen hond kwam ik tegen. LOpeens was ik er uitgekeken en verlegde mijn wandelgebied naar de het Reestdal op de grens van Overijssel en Drenthe. Twee keer kwam de drentse hei later in gedachten. Eerst werd mij verteld dat er iemand op de hei vermoord was, een man. Men begon zich ineens af te vragen of het wel veilig was zo’n vrouw alleen over de hei, ik wimpelde het af, ik ben allang niet meer bang. De tweede keer was afgelopen zondag, ik had een afspraak met een man. Ik rijd van huis, en in Meppel, of all places, neem ik de verkeerde afslag, nooit even teruggaan, altijd weer denken dat het wel gaat goedkomen, ik verdwaald gigantisch in een nieuwbouwwijk. Zo kwam ik, die altijd aan de vroege is, over tijd. Ik had mijn godinnetje nog niet neergezet of ik voelde nattigheid. Dit ging helemaal niet gebeuren, dat wist ik altijd al, ik had er zelfs nog om gesmeekt. Ik voelde weer een ontzettende lachbui opkomen, net als na mijn judaskus. Keurige mensen waren met sacherijnige gezichten aan de zondagse wandel en ik liep daar gniffelend op het pad. Even tot de schaapskooi en weer terug. Op de terugweg in de auto verzon ik listen, hoe ik mij kon pareren, ik weet het van te voren, het heeft totaal geen zin, alles loopt toch altijd weer anders, spannender, maar het is lekker om de tijd te doden.
https://www.youtube.com/watch?v=cX8L8yx4OfY
https://www.youtube.com/watch?v=jpQIFwiOle8
Zeer poëtisch heer Calmier.