Steeds vaker merk ik het: mensen die denken dat ze alleen-op-de-wereld zijn. Dat houdt zoveel in als dat je absoluut geen rekening met een ander hoeft te houden, of je zelfs niet bewust lijkt te zijn van andere levende wezens op deze aarde. Ik verbaas mij erover.
Zo sta ik mijn zoon nog in een winkelwagentje te hijsen, als een mevrouw langs mij haastig een kar pakt en tegen ons op botst zodat mijn zoon omvalt. ‘Loop dan ook door’ zegt ze ook nog. Geschatte leeftijd van deze dame: 60 jaar. De jeugd wordt steeds brutaler…zullen ze waarschijnlijk van hun oma hebben geleerd!
Dan, in de supermarkt, liggen plakjes worst. Natuurlijk ook voor volwassenen, maar in de praktijk blijkt: vooral voor kinderen. Terwijl de karretjes met kinderen zich achter elkaar verzamelen bij dit worstuitgeefpunt, schuift een meneer zich ertussen om 4 plakjes worst mee te nemen en in zijn mond te proppen, zodat de hele schaal opeens leeg is. Ik begrijp er echt niets van.
Als ik bij de school van mijn dochter wegrijd, opent een moeder opeens de deur van haar auto om dochter in te laten stappen, aan de kant waar de auto’s rijden, zodat ik daar wel vijf minuten sta te wachten. Want er gaat nog een tas in en een koek die mama had gekocht voor haar moppie. Klinkt lief, maar deze mevrouw kijkt helemaal niet dat ik daar sta te wachten, ook niet na afloop. Het lijkt gewoon volledig aan haar voorbij te gaan.
En dan vraag ik mij af: waarom hebben mensen vaak zoveel commentaar dat de jeugd zo brutaal is en asociaal? Waar “asociaal” een negatieve bijsmaak heeft, terwijl het eigenlijk gewoon a-sociaal, “niet sociaal”, betekent, is de neutraal geladen term ervoor “individualisme”; mensen die meer als individu dan als groep in de samenleving functioneren.
Ik weet wel hoe het komt: slecht voorbeeld doet slecht volgen.
Ik kan er leuk over schrijven of er iets van vinden, maar ik vraag mij eerder af: hoe komt dit nu? Waar komt het vandaan, dit alleen-op-de-wereldverhaal?Hiervoor moeten we even terug in de tijd:
Met de industrialisatie in de tweede helft van de 20e eeuw is de individualisatie gestart. De toenemende welvaart heeft, samen met de democratisering, ertoe geleid dat bepaalde groepen in de samenleving onafhankelijker werden van elkaar. Arbeiders kregen meer rechten en vrouwen werden onafhankelijker. Door de opkomst van de media, konden mensen uit een bepaalde levensbeschouwelijke stroming buiten deze groepsgrenzen kijken. Dit leidde uiteindelijk tot de ontzuiling.
Natuurlijk was het bovenstaande een positieve ontwikkeling: individuen konden zich beter uiten en ontplooien, er kwam meer vrijheid van meningsuiting, sociale vrijheid voor vrouwen, etc. Er is echter ook een keerzijde, zoals de afname van sociale samenhang, de betrokkenheid van mensen bij elkaar.
Kijkende naar de laatste drie generaties, die van de industrialisatie en de individualisering zien we duidelijk de voor- en nadelen hiervan:
- Generatie X (geboren 1955-1970); ook wel de “verloren generatie” of “Generatie Nix” genoemd. Stonden in de schaduw van de babyboomers. De generatie experimenteerde met andere samenlevingsvormen, zoals latten. Zochten naar een nieuw paradigma, omdat ze niet goed konden omgaan met de nieuw verworven vrijheid door de ontzuiling.
- Generatie Y (geboren 1970 -1990); ook wel de “pragmatische Generatie” genoemd. Gelijke kansen, ruime mogelijkheden, vrijheid en keuzes. Leerden dat ze voor zichzelf moesten opkomen en stelden vaak keuzes (bijvoorbeeld voor kinderen) zo lang mogelijk uit. Vrijheid brengt ook keuzestress met zich mee! Loyaliteitsproblemen, niet alleen naar anderen, maar ook binnen zichzelf, door verder doorgevoerde individualisatie. Diegenen die vanaf 1986 zijn geboren worden ook wel de “grenzeloze generatie” genoemd of “Generatie Einstein”. Ze zijn zelfstandiger en nog individualistischer dan hun leeftijdsgenoten tien jaar eerder waren. Hierdoor zijn de bij Generatie Y behorende kenmerken in overtreffende trap aanwezig.
- Generatie Z (vanaf 1990 tot heden). Altijd online en in de veronderstelling dat alles gezegd moet en kan worden. Zij zullen zich nog egoïstischer ontplooien, omdat de samenleving is verhard. Het is ieder voor zich.
En juist nu mensen sterk geïndividualiseerd zijn, komt men met het participatiestaatverhaal kort door de bocht zeilen. Een samenleving waarbinnen de overheid zich in mindere mate bemoeit met het wel en wee van de mens. Men wordt gestimuleerd eigen problemen op te lossen. Niet iedereen is hiertoe in staat. En dan? Dan komt het neer op het sociale netwerk waar hulp gezocht moet worden. De zogenaamde ‘zorgzame’ samenleving, waar mensen voor elkaar moeten zorgen. Het lijkt op de samenleving van vlak na WOII. Met dít verschil dat de huidige maatschappij hier allesbehalve klaar voor is. Dit sociale netwerk, wat juist werd afgebroken door de individualisering en door industrialisatie. Waar vrouwen ook werken en de diversiteit in keuzes de boventoon voert: niet werken, part-time of fulltime werken, een gezin of niet, etc. Hierdoor hebben we geen tijd meer voor elkaar en is het ook vaak qua timing passen en meten is om er nog een beetje voor elkaar te zijn.
Zo ontstaat een vicieuze cirkel: deze participatiestaat zorgt ervoor dat mensen, omdat zij zich in de steek gelaten voelen, veel meer voor zichzelf gaan kiezen. Ze voelen zich echt Remi.
Egoïsme bloeit als nooit tevoren en overwoekert de voordelen van dit individualisatieproces: mensen worden minder tolerant naar anderen toe, vrijheid van meningsuiting betekent zoveel als anderen mogen beledigen ‘omdat het kan’ en daar dan ook weer een mening over hebben tot doodsbedreigingen aan toe. Het proces van individualisering wordt alleen maar versterkt. Mensen zijn veel meer geneigd dingen voor zichzelf te doen, te regelen, te ondernemen, niet omdat het kan, maar omdat het MOET!