Onlangs zag ik Martin van Rijn, Staatssecretaris van Zorg, bij Jeroen Pauw praten over de opdracht die hem te beurt was gevallen. Het doorvoeren van bezuinigingen op de onrendabelen in onze samenleving. Onze chronisch zieken, gehandicapten en hoogbejaarden. Onverstoord door het tragische lot van zijn bloedeigen moeder dat, door toedoen van zijn vader was uitgelekt naar een landelijk dagblad.
Het deed me denken aan Pavel Trofimovitsj Morozov uit Gerasimovka; een kleine jongen vol van een ideaal en bereid daar alles voor op te offeren. Het was oktober 1931 toen Pavlik, zonder met zijn ogen te knipperen, vader Trofim aangaf bij de Tsjeka, de beruchte geheime dienst van Stalin, omdat Trofim een door de Sovjets gehate herenboer aan papieren zou hebben geholpen. Vader Trofim werd, zoals miljoenen andere systeemverraders veroordeeld tot dwangarbeid in het ijzige hoge noorden van Rusland en later zonder pardon doodgeschoten. Pavel werd held van de Sovjet Unie. Menige laan in Rusland is nog steeds naar Pavlik vernoemd. Toen vader Trofim Pavlik tijdens de rechtzaak in wanhoop toeschreeuwde: ‘Ik ben het, je vader‘, zou Pavlik tegen de rechter hebben gezegd: ‘Ja, hij was mijn vader, maar nu niet meer. Ik sta hier niet als zijn zoon, maar als pionier.’
Martin van Rijn is ook zo’n pionier, net als Pavlik. Een dienaar van het doel. Een kind van het systeem. Een man die doorhakt in een wolk van spaanders, waar anderen terugdeinzen voor het gekraak. Een man met een missie die beseft dat voor het bakken van een omelet nu eenmaal wat eieren moeten sneuvelen. Ook al is een van die eieren zijn eigen breekbare moeder. Hoe zei vadertje Stalin het ook al weer? ‘Dankbaarheid? Dat is een ziekte waar alleen de honden aan lijden.’