De UvA-studenten die nu het Maagdenhuis bezetten hebben gelijk in hun analyse dat het sturen op resultaten en rendement door de overheid het hoger en universitair onderwijs geen goed doet. Het zorgt ervoor dat het echte doel van universitair onderwijs en onderzoek verder uit beeld komt. De visie die dit kabinet heeft op onderwijs is dat onderwijs tot doel heeft jongeren op te leiden tot volwaardige medewerkers voor de BV Nederland. Dit moet het liefst zo goedkoop en snel mogelijk. Wat dat betreft zijn de woorden “student” en “opleiden” zo te vervangen door de worden “hamburger” en “bakken” en het had zo de doelstelling van een fastfood-keten kunnen zijn. Het verklaard meteen waarom de mening van studenten niet wordt gehoord. Studenten zijn niet de klant, maar het product. Het doel van onderwijs is het op te leiden van een wat en niet van een wie. Het gevolg hiervan is een jarenlange daling van de investering die de overheid per student doet. In 2000 werd er nog 20 duizend euro per student per jaar geïnvesteerd. In 2015 is dit bedrag gezakt tot 14 duizend euro per student. Een daling van bijna één derde. Het gevolg laat zich raden. Minder beschikbare docenten, minder beschikbare contacturen, minder mogelijkheden voor alternatieve paden en routes en een algemene afname in de kwaliteit van het onderwijs.
Alles draait maar om 1 ding: geld
Waarom ziet de overheid de rol van onderwijs als aanbieder van hooggeschoolde arbeid aan bedrijven? Waarom is een student een product en niet een klant? Zeker nu de studenten steeds groter deel van de studie zelf moeten financieren. Dit is te verklaren door de rol die de overheid zichzelf heeft toegedicht. De overheid zien als de manifestatie van de politieke wil van haar burgers die verantwoordelijk is voor het welzijn en welvaren van al haar burgers heeft afgedaan. De beste overheid is tegenwoordig een facilitator die de burgers de ruimte moet geven hun verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen welzijn. Dit zou volgens de heren en dames politici het beste kunnen door de de ondernemers de ruimte te geven en als overheid het bedrijfsleven als facilitator ter dienste te staan. Dit heeft invloed op de hele publieke sector. Wetenschap wordt niet meer bedreven om de wereld om ons heen beter te begrijpen maar om kennisproducten aan het bedrijfsleven te kunnen leveren. Het ministerie van buitenlandse zaken heeft niet als doel duurzame vrijheid en vrede in de wereld te vergroten, maar om exportmogelijkheden voor het bedrijfsleven te creëren. De koning is niet meer in het buitenland om de burgers van Nederland te vertegenwoordigen, maar als salesmanager van de BV Nederland.
Vriendjespolitiek en banencarrousel
Waarom komen bestuurders in de publieke sector hier dan niet veel harder tegen in opstand ? Zij willen toch zelf goede publieke organisaties neerzetten. Je mag van hen toch verwachten dat zij zelf inzien dat deze overheidspolitiek niet werkt en hen het werk onmogelijk maakt. Een deel van dit probleem zit bij de manier waarop bestuurders bij publieke organisaties worden voorgedragen en benoemd. Vaak dragen raden van bestuur zelf nieuwe leden voor. Deze nieuwe leden komen vaak uit dezelfde kring waar de zittende bestuurders zelf ook uit voort komen. Eigenlijk zijn de publieke bestuurders in Nederland een zichzelf in stand houdende groep. Als je er bij wilt, zul je je moeten houden aan de normen van de groep, anders kun je verder een bestuurlijke carrière verder vergeten. Een lastpak zal immers door niemand ergens anders gevraagd worden. Je gaat niet de politieke leiding van het land bekritiseren als je denkt kans te maken op een ministerschap.
Middelmaat is de norm
Het probleem hiermee is dat middelmaat en kritiekloosheid eerder norm dan uitzondering wordt onder publieke bestuurders en er te weinig kritische geluiden binnen de bestuurlijke klasse in Nederland te horen zijn. Het komt te veel mensen niet uit om kritisch te zijn. De overheid en de publieke sector raken op deze manier het zicht kwijt op wat echt van belang is voor de burger kwijt, het is aan ons om ze daar aan te blijven herinneren.
het is gewoon de acceptatie dat er niks te doen is om hier iets aan te veranderen. weet je nog, de 70’s gillen en schreeuwen vervolgens halfbakken hervormingen, succes dachten we.
noem maar iets van 60’s, 70’s, 80’s protesten waarvan de hervormingen nu nog zijn gebleven.
ja knikken, nee doen, een dosis liegen en schuld verdelen in de groep zodat niemand de schuld kan krijgen staat centraal in de samenleving.
HE-LE-MAAL mee eens. In ROC land kunnen ze er ook wat van. Niet weg te branden die zakkenvullers. En aar braaftaal spuien.
Lees in dit kader het boek: “Bij welke reorganisatie werk jij?”
middelmaat is de norm staat in het artikel… geldt misschien niet alleen voor de bestuurders, maar voor beide partijen? Doelend op de middelmaat die met name gekenmerkt wordt door de gigantisch redelijke en open houding (niet dus) naar elkaar toe en de daaruit blijkende intellectuele rijkdom (helaas niet) die de partijen bezitten?